De adviesclub van westerse landen Oeso weet het nu zeker: te veel inkomensongelijkheid is slecht voor de economische groei. Maar Nederland springt er op dit vlak niet slecht uit.

De Oeso publiceerde dinsdag een studie waarin is gekeken naar het effect van een ongelijke inkomensontwikkeling op de economische groei. Daarin komt naar voren dat een sterke uiteenlopende inkomensontwikkeling niet goed is voor de welvaartsgroei.

Kern van de bevindingen van de economen van de Oeso is dat vooral de armste groepen en de lagere middenklasse benadeeld worden, als ze onvoldoende meeprofiteren van welvaartsgroei in een land. Het gaat hier om pakweg de 40 procent laagste inkomens in een land.

Voor deze groep is het erg belangrijk dat ze kunnen profiteren van hoogwaardig onderwijs en voldoende gezondsheidszorg. Met andere woorden: als achterblijvende welvaart bij de lagere inkomensklassen gepaard gaat met gebrekkige investeringen in het ‘menselijk kapitaal’ van deze groep, is dat schadelijk voor het groeipotentieel van een land.

Inkomensverschillen: effect op welvaartsgroei

De Oeso heeft ook een simulatie gedaan door te kijken naar de toe- of afname van inkomensverschillen in de periode tussen 1985 en 2005. Vervolgens is gekeken wat het effect zou zijn op de groei van het inkomen per hoofd van de bevolking tussen 1990 en 2010, als er geen verandering was geweest in de inkomensverschillen.

Hieronder eerst een tabel die de toe- of afname van inkomensverschillen weergeeft tussen 1985 en 2011. Het gaat hier om de zogenoemde Gini-coëfficiënt, een getal dat bij een waarde van 1 duidt op extreme ongelijkheid en bij een waarde van 0 op volledige inkomensgelijkheid.

Nederland valt hierbij in de groep landen waar de Gini-coëfficiënt in de afgelopen decennia constant relatief laag is gebleven. Nederland was en is op dit gebied behoorlijk egalitair.

(klik voor uitvergroting)

gini

Dan de grafiek waarin de Oeso heeft gekeken naar het effect van toe- of afnemende inkomensongelijkheid op de groei van het inkomen per hoofd van de bevolking.

(klik voor uitvergroting)

ongelijkheid

Hier zien we dat bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland het inkomen per hoofd van de bevolking tussen 1990 en 2010 in totaal met ruim 28 procent is gegroeid (de donkerblauwe ruit in de grafiek), maar dat had 43,9 procent kunnen zijn (de lichtblauwe staaf). Het welvaartsbeperkende effect van meer inkomensongelijkheid (oranje staaf) is in Nieuw-Zeeland dus erg groot.

In Nederland is ook sprake van een dergelijk effect, maar dat is een stuk kleiner. De feitelijke groei van het inkomen per hoofd van de bevolking was tussen 1990 en 2010 was 36,3 procent. Dat had zonder toenemende inkomensongelijkheid 41 procent kunnen zijn. Het negatieve effect van iets grotere inkomensongelijkheid wordt door de Oeso geschat op 4,7 procent over 20 jaar in Nederland, dus ongeveer 0,24 procent per jaar.

Nederland is hiermee, zoals vaak, een middenmoter. In Oostenrijk en België bijvoorbeeld is de rem van inkomensongelijkheid op de welvaartsgroei nog wat kleiner en in Spanje en Frankrijk is zelfs sprake van een omgekeerd effect.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl